Vlag en het wapenschild van onze gemeente
Het wapenschild van Bertem
Omschrijving
Gevierendeeld
- in goud een schuinkruis van keel
- in lazuur een keper van goud vergezeld van drie gouden peren
- in lazuur drie schelpen van goud
- in goud een vijfblad van keel geknopt met lazuur
Wapenkundige en geschiedkundige aantekeningen
Bertem
De naam (in 1371 Berthem) is blijkbaar een samentrekking van Beritjahaima - huis in het moeras (1). Alderik, monnik van het geslacht van Karel de Grote, schonk het leen Bertem aan de abdij van Corbie in Picardië omdat hij abt werd in het bisdom Kamerijk. In 1139 bezat Reinier, heer van Heverlee, de heerlijkheid Heverlee, het kasteel en het bos van Meerdaal, Oud-Heverlee, Egenhoven, Bertem, Assent en Buken (2). Omstreeks het midden van de XVI eeuw ruilde of verkocht de abdij van Corbie de goederen die ze in de Nederlanden bezat. Een deel hiervan werd vervreemd en kwam in verschillende handen. In 1694 verkocht Thomas Stappleton, eigenaar van Bertem, dit goed aan de hertog van Aarschot-Croy die het bij het domein van Heverlee voegde (3).
Een familie, die verscheidene schepenen aan Leuven en Brussel schonk, droeg de naam Bertem. Johannes, bijgenaamd van Bertheem, zegelde in 1343 met een uitgeschulpt schuinkruis vergezeld in het schildhoofd van een schildje met drie palen met effen schildhoofd. Radulphus de Berthem, Scabinus Lou in 1472 en Jan van Beerthem, schepen van Brussel in 1566, gebruikten hetzelfde schild (4).
Het oudste bekende zegel van de meier en schepenen van Bertem dateert van het einde van de XIV eeuw. Het vertoont de beeltenis van Sint-Pieter, vergezeld van een schild met het wapen van het geslacht Bertem. De abdij van Corbie zegelde met een zegel die de prins der apostelen voorstelt. Enkele jaren later, in 1416 en in 1422, vindt men een ander schepenzegel dat geblazoeneerd is met het schild met schuinkruis van de heren van Heverlee (5). Aan dit zegel is de gemeente Bertem het wapen verschuldigd dat haar werd toegekend bij een Besluit van de Regent van 31 oktober 1946.
(1) Carnoy: O.N.C.B. deel 1 blz. 65
(2) J. Servranckx: Histoire de la commune de Héverlé et de ses seigneurs, blz. 25
(3) De seyn: D.C.B. deel 1, blz. 109
(4) J. th. De Raadt: S. A.P.B. deel 1, blz. 245
(5) Melkenbeeck: G.W.V.B. bijvoegsel blz.1
Leefdaal
Leefdaal werd tijdens de XII eeuw Levendale en Levedale genoemd. Het betekent vallei der rozelaren of meer waarschijnlijk vallei van de Levenbeek (1). Meer fantastische etymologieën maken van Levendale de vallei van het leven of leiden deze naam af van de Levasken, een stam onderworpen aan de Nerviërs.
De legende heeft de oorsprong van het geslacht van de heren van Leefdaal verfraaid. Olivier van Leefdaal, de zoon van graaf Hendrik van Leuven, zou tijdens de XI eeuw Godfried verlost hebben. Die was in Armenië gevangen door de koning van Bulgarije.
Alice van Leefdaal ondertekende in 1138 een gift van René van Jauche aan het klooster van Honnecourt (2). Het domein waarvan hij de naam droeg, kwam vervolgens aan het huis van Hauterive toe door het huwelijk van de enige dochter van Hellin, heer van Leefdaal, met Roger, jongste zoon van Clerambaud de Hauterive (3).
Louis van Levedale werd amman van Brussel benoemd door hertog Hendrik I. Hij werd voogd van Leefdaal en bezat, behalve een groot deel van dit dorp en van Vossem, ook de heerlijkheid Impde in Wolvertem.
Hendrik van Levedale was burgemeester van Vilvoorde in 1239 en amman van Brussel in 1244. In 1312 werd Roger van Leefdaal heer van Perk en kastelein van Brussel. Arnoul III stierf zonder opvolger, en zijn goederen kwamen aan zijn bloedverwant Geraard, heer van Vosselaar. Guillaume, heer van Petershem en gehuwd met Elisabeth, dochter van Roger van Leefdaal, verkocht Leefdaal in 1381 aan Nikolaas Swaef.
Beatrijs van Petershem, dame van Leefdaal in 1448, huwde met Richard van Merode. Zij hadden vier zonen. De oudste, Jean, erfde het grootste deel van de goederen. Leefdaal bleef van zijn afstammelingen tot in de XVII eeuw. Maximiliaan van Merode-Deynze verkocht de baronie Leefdaal aan Filips Helman. Die schonk haar aan zijn dochter Anne-Françoise ter gelegenheid van haar huwelijk met Jan van Broekhoven, graaf van Bergeyck. In 1679 verbond koning Karel II aan de heerlijkheid van beide echtgenoten de titel van baronie.
Nikolaas van Broekhoven, graaf van Bergeyck, werd Baron van Leefdaal in 1718. Hij stond deze heerlijkheid af aan zijn zoon, die alleen maar dochters naliet. Een van hen, Catharina-Françoise, verkreeg de baronie Leefdaal in 1773 en huwde met de graaf van Wonsheim. Haar zuster, Lucie, werd de echtgenote van graaf Geraard van Liedekerke, wiens nakomelingen het kasteel van Leefdaal kregen.
Het schild
De heren van Leefdaal richtten een schepenbank op, die in beroep ging in Leuven. Later, in 1491, werd ze onderworpen aan de magistraat van Vilvoorde. In 1275 en in 1303 droeg het zegel een vijfbladige versiering overdekt door een netwerk van gekruiste lijnen. Het oorspronkelijk wapen van de familie van Leefdaal droeg drie rozen. In 1275 zegelde Ludovicus miles et dominus de Levedale met een schild met drie rozen, met vrijkwartier over alles heen, getralied en voorzien van een zoom. De schepenen van dezelfde heer zegelden met een schild met een enkele roos.
Gelre gaf aan de Here van Leefdale van goud met drie rozen van keel, geknopt van lazuur, met vrijkwartier over alles heen van keel met zilveren adelaar, gebekt en gepoot van lazuur (4).
De hertogen van Brabant bezaten in dit dorp een zeer uitgebreide rechtsmacht en vele cijnzen. In 1261-1262 oefende Rodolf van Spout in Leefdaal en in Vossem de functie van meier van de hertog en hertogin uit. Onder die titel vormde hij een tweede schepenbank waarvan het zegel versierd was met een klimmende leeuw en dat het opschrift S. Scabino-rum ducis de Levedale droeg (5).
Het Koninklijk Besluit van 5 maart 1954 kende aan de gemeente Leefdaal het schild van goud toe met een vijfblad van keel, geknopt van lazuur. Hetzelfde schild dat in 1275 en 1344 de schepenzegels blazoeneerde en in 1393 het zegel van de schepenen van damoiseau Guillaume, heer van Petershem en Leefdaal en tijdens de XVI eeuw dit van messire de Merode.
(1) Carnoy: O.N.C.B. deel 2 blz. 397
(2) De Carpentier: Histoire de Cambrai et du Cambresis, deel 4 blz. 82
(3) Reiffenberg: Monuments pour servir à lhistoire des provinces deel 1 blz. 389
(4) J. Th. De Raadt: S.A.P.B. deel 2 blz. 325 en 326
(5) Wauters: Histoire des environs de Bruxelles, deel 3 blz. 449-450
Korbeek-Dijle
Korbeek-Dijle wordt in 1443 vermeld onder de naam Cortbeke, die klaarblijkelijk een volksetymologie is. Korbeek komt van het Nederlandse korren (murmelen) en betekent dus de murmelende beek. Het bijvoegsel Dijle is de naam van de rivier die in 1008 Thilia genoemd werd. Dit betekent water met aalkleur dat verklaard wordt door de grote hoeveelheid zavel die de rivier meevoert (2).
Een ridderfamilie heeft de naam Korbeek gedragen. Haar wapen – van zilver met uitgeschulpt schuinkruis vergezeld van twaalf kruisjes, alles van keel (3) – doet ons vermoeden dat zij verwant was met het Leuvens geslacht van de Calsteren. In 1562 kocht ridder Jan van Tympels het ambt van de hoge rechtsmacht in Korbeek-Dijle. Zijn zoon Olivier volgde hem. In 1598 werd het land verkocht aan Maximiliaan Scheyfve, daarna aan Karel Streignaert en ten slotte in 1656 aan Hendrik van Dongelberg ten gunste van wie Filips IV van Spanje Korbeek tot baronie verhief in 1661 (4).
De baron van Korbeek was de oudste zoon van Frans van Dongelberg, heer van Herlaer en van Zillebeke, en van Jeanne Oudart, vrouw van Steenberghe (5). Dit land van Steenberghe werd met de baronie Korbeek verenigd. De baronie Korbeek ging later over aan de familie Jacobs van Leuven en in het begin van de XVIII eeuw aan de familie Crabeels (6).
Het Koninklijk Besluit van 9 juli 1861 kent aan de gemeente Korbeek-Dijle een wapen toe van zilver met uitgeschulpt schuinkruis van keel, vergezeld door twaalf blokjes. Dat is ontleend aan het blazoen van de oude familie van Korbeek, maar met een lichte wijziging: de twaalf kruisjes (7) van dit blazoen zijn door een gelijk aantal blokjes vervangen.
(1) Carnoy: O.N.C.B. deel 2 blz. 377
(2) Carnoy: O.N.C.B. deel 1 blz 176
(3) Bosmans: Armorial de la Belgique
(4) De Seyn: D.C.B. deel 1 blz. 247
(5) De Vegiano: Nobiliaire des Pays-Bays, deel 2 blz. 401
(6) L.V.B. blz. 267
(7) Melkenbeeck: G.W.V.B. blz. 32